Woordenlijst
Flebologie, lymfologie, littekentherapie – niet iedereen kent de vaktaal van de arts. Hier vindt u belangrijke begrippen kort en bondig uitgelegd.
A | ||
---|---|---|
Acra | Uitstekende lichaamsdelen zoals vingers en tenen, maar ook neus, kin, jukbeen etc. | |
Acrocyanose | Ondanks een aangename buitentemperatuur blauwgekleurde acra, die ook vaak koud aanvoelen | |
Aderdruk | De druk in de aderen. Bij rechtszijdig hartfalen is de aderdruk in het gehele vaatstelsel verhoogd (gegeneraliseerde flebo-hypertonie) | |
Aderkleppen | Kleppen in de aderen die zo zijn gebouwd, dat ze, mits in onbeschadigde toestand, eenrichtingsverkeer van het bloed van de periferie naar het hart mogelijk maken en terugstromen van het bloed verhinderen. | |
Adipositas | Vetzucht a) gynoïde (vrouwelijke) vorm met brede heupen en dikke benen b) androïde (mannelijke) vorm met bolle buik en slanke benen | |
Air-bloc techniek | Bij het wegspuiten van de spatader, injecteert de arts eerst een kleine hoeveelheid lucht en vervolgens het medicijn; doel: beter contact van het middel met de aderwand | |
Allogeen transplantaat | Lichaamsvreemd, van mensen afkomstig transplantaat | |
Anamnese | Medische voorgeschiedenis | |
Aneurysma | Met bloed gevulde zwelling of uitstulping in de slagaderwand | |
Angiodysplasie | Vaatafwijking | |
Angiografie | Röntgenonderzoek waarbij de vaten zichtbaar worden gemaakt met behulp van contrastmiddel a) Arteriografie: slagaderen b) Flebografie: Aderen c) Lymfografie: lymfevaten | |
Angiologie | Leer van de bloed- en lymfevaten | |
Angioplastiek | Oprekken van vernauwde vaten door middel van een ballonkatheter | |
Anticoagulantia | Antistollingsmiddelen | |
Arterie | bloedvat dat het bloed uit het hart afvoert en het weefsel voorziet van bloed (slagader) | |
Arterieel | de slagaderen betreffend | |
Arteriële afsluiting (acuut) | Plotselinge vernauwing van een slagader met normale diameter; meestal door een embolie uit het hart; vaak met hartklepgebreken | |
Arteriole | Kleinste slagader | |
Artificieel lymfoedeem | Door zelfverminking ontstaan oedeem (atypisch pijnlijk, blauwachtig verkleurd lymfoedeem) | |
Artrodese | Operatief vastzetten van een gewricht | |
Artrogeen | Betrekking hebbend op de gewrichten | |
Artrogeen congestiesyndroom | Stuwing in het onderbeen, veroorzaakt door verstijving van het bovenste spronggewricht in spitsvoetstand | |
Artropathie | Gewrichtsaandoening | |
Atrofie | Verschrompeling van normaal ontwikkelde organen, weefsels of cellen (door verstoring van de balans tussen voedseltoevoer en -behoefte) | |
Atrofie blanche | (Frans: blanc/blanche: wit) kleine, rondachtige tot ovale, licht verzonken witte atrofische plekken op het onderbeen. De plekken kunnen zo groot zijn als een handpalm, zijn grillig gevormd en vaak netvormig. Ontstaat in deze plek een beenzweer, dan is dit zeer pijnlijk en hardnekkig | |
Atrofisch litteken | Ontstaat bij slecht genezende wonden wanneer er onvoldoende bindweefselvezels worden gevormd; Bekendste: Acnelittekens | |
Autoloog transplantaat | Lichaamseigen transplantaat |
B | ||
---|---|---|
Babcock-operatie | Zie stripoperatie | |
Baker's cyste | Ingekapselde zwelling in de knieholte (hernia synovialis = scheur in het gewrichtskapsel) | |
Bezemrijsvarices | Zie varices | |
Bisgaards gebied | Holte achter de enkel; veel voorkomende plaats voor een veneuze beenzweer |
C | ||
---|---|---|
Cellulitis | In Duitstalige landen: ter hoogte van de bilstreek en de dijen waargenomen, soms pijnlijke, veranderingen van de vrouwelijke huid In Engelstalige landen: in de vorm van een vlak verspreidende, ernstige ontsteking van het onderhuidse bindweefsel en vetweefsel. | |
Chronisch | Langdurig, slepend | |
Chronische veneuze insufficiëntie (CVI) | Beschadiging van de huid en het onderhuidse weefsel van het onderbeen, veroorzaakt door spataderaandoeningen of trombose in de beenaderen; van neiging tot zwellen, pigmentatie, verdikken/verstevigen van de huid en subcutaan weefsel, atrofie blanche tot veneuze ulcus cruris | |
Circulaire verbranding | Circulaire verbranding | |
Collageen | Scleroproteïne, vezelvormig eiwit in bindweefsel, kraakbeen en been | |
Collaps | Scleroproteïne in het lichaam Flauwte, inzinking - Bloedsomloopcollaps, collaps van de bloedsomloop; shock - Longcollaps, long die ingeklapt is door lucht tussen borstvlies en longvlies, bv. bij open letsel van de borstkas | |
Collaterale bloedsomloop | Zie collaterale circulatie | |
Collaterale circulatie | Vaten naast het hoofdvat, die hetzelfde verzorgingsingsgebied bereiken en bij uitval van het hoofdvat als vervanging kunnen dienen | |
Complexe fysische ontstuwing | Therapievorm, bestaande uit lymfedrainage, gymnastiek en compressieverband of -kous | |
Complexe fysische ontstuwingstherapie | Tweefasetherapie voor lymf- en lipoedeem en het late stadium van chronische veneuze insufficiëntie (zie daar). 'Fase I van de ontstuwing' met huidhygiënische maatregelen, veelvuldige handmatige lymfedrainage, compressieverbanden en ontstuwende bewegingstherapie. 'Fase II van conservatie of optimalisatie' met compressietherapie, incidentele manuele lymfedrainage, bewegingstherapie, waarbij continu hygiënische maatregelen in acht worden genomen. De complexe fysieke ontstuwingstherapie (CFO) kan indien nodig worden aangevuld met een intermitterende compressietherapie (zie daar) (pneumomassage). Deze therapie wordt met behulp van een apparaat uitgevoerd. | |
Compliance | De medewerking van de patiënt aan de therapie, ook wel “therapietrouw” genoemd | |
Compressiegedrag | Hoe druk wordt uitgeoefend door compressiekleding of -verband. Bepalende factoren zijn hierbij bv.: werk- en rustdruk, drukverloop en compressieklasse | |
Compressiekleding | Anatomisch gevormde, gebreide compressiemiddelen voor de meest uiteenlopende lichaamsgebieden (compressiekousen) | |
Compressietherapie (Methoden van de) | a) Compressieverband b) Medische compressiekleding c) Intermitterende compressie | |
Compressieverbanden | Elastische verbanden voor compressiebehandeling Korte rek; rekbaar tot 70% Gemiddelde rek; rekbaar tot 130% Lange rek; rekbaar tot meer dan 130% | |
Conglomeraat | Opeenhoping, samenklontering | |
Constitutioneel | Door aanleg bepaald | |
Contaminatie | Besmetting, verontreiniging | |
Contractie | Samentrekken, bijvoorbeeld van een spier | |
Contractuur | Verkorting van spieren, pezen, banden en gewrichten, wat leidt tot een onomkeerbare bewegingsbeperking | |
Contraheren | Samentrekken | |
Contra-indicatie | Aanwijzing of omstandigheid die pleit tegen het toepassen van een middel of methode | |
Contrastmiddel | Chemische stof om bv. bij röntgenonderzoek delen op te laten lichten | |
Convoluut van varices | Kluwen spataderen (Lat.: convolvere: samendraaien) | |
Corona flebectatica | Uitzetten van kleinste venen van de voetrand tot het enkelgebied als vroegste teken van stuwing van aderlijk bloed (chronische veneuze insufficiëntie) | |
Crosse | De uitmonding van de vena saphena magna in de vena femoralis in het liesgebied | |
Crossectomie | Operatieve verwijdering/onderbinding van de crosse | |
Crus, cruris | (Lat.) Onderbeen | |
Cyanose | Blauwachtige tint op de huid, lippen en vingernagels als gevolg van onvoldoende zuurstoftoevoer in het bloed |
D | ||
---|---|---|
Decubitus | Doorligwond: Te grote drukbelasting in combinatie met onvoldoende weefselvoeding; doorliggen veroorzaakt meestal necroses en zweren | |
Derma | (Grieks) huid - Epidermis (opperhuid) - Cutis (lederhuid) - Subcutis (onderhuid) | |
Dermatitis | Ontsteking van de huid | |
Dermatologie | Wetenschap die zich bezighoudt met de huid en de huidziekten | |
Dermatosclerosis | Ziekelijke verharding van de huid | |
Dermatosen | Overkoepelend begrip voor huidziekten | |
Dermis, corium | Tweede huidlaag | |
Diepe beenaderen | Zie aderen; diepe beenaderen en spieraderen vormen samen het diepe veneuze systeem dat zich in de fascia bevindt | |
Distaal | (Lat.: distare, op enige afstand) verder van de romp verwijderde delen van de ledematen; tegenovergestelde: proximaal | |
Diuretica | Vochtafdrijvende geneesmiddelen. Mag in geen geval worden gebruikt bij lymfoedemen of oedemen als gevolg van CVI | |
Dopplereffect | (zie geluidsgolvenonderzoek) De frequentie van geluidsgolven verandert als ze door een bewegende bron worden gereflecteerd. Het Dopplereffect maakt ook de bloedstroom hoorbaar en, indien opgenomen, zichtbaar | |
Doppler-sonografie | Zie geluidsgolvenonderzoek | |
Drainage | Ontwatering; medisch: afvoeren van lichaamsvloeistoffen | |
Drukgradiënt | Bij medische compressiekousen: het afnemend drukverloop van onder naar boven, van distaal naar proximaal | |
Duplex-sonografie | Zie geluidsgolvenonderzoek | |
Dysplasie | Ongewone ontwikkeling, misvorming |
E | ||
---|---|---|
Eczeem | Jeukende ontsteking van de huid (zie dermatitis) | |
Eiwitarm oedeem | Oedeem met lage eiwitconcentratie (minder dan 1%), bv. hongeroedeem | |
Eiwitrijk oedeem | Oedeem met een eiwitgehalte van meerdere grampercentages (bv. lymfoedeem, ontstekingsoedeem); chronisch eiwitrijke oedemen hebben secundaire weefselveranderingen tot gevolg (bindweefselproliferatie, fibrose, sclerose, vetophoping) | |
Elastaan | Elastische, synthetische vezel | |
Elastodieen | Elastische vezel uit natuurlijk polyisopreen | |
Elastomeren (elasten) | Verzamelbegrip voor natuurlijk of kunstmatig geproduceerde materialen. Deze kunnen monofil en multifil zijn. Natuurlijke rubber en synthetische rubbersoorten zijn ook elastomeren. Monofil: uit een enkele draad bestaand; enkeldradig Multifil: uit meerdere afzonderlijke draden bestaand | |
Elephantiasis | Vormeloze zwelling van lichaamsdelen door afsluiting van de lymfevaten (zie lymfoedeem) | |
Embolie | Afsluiting van een bloedvat door een bloedstolsel; Oorzaak: Het verspreiden van lichaamsvreemde of ook lichaamseigen stoffen, die niet homogeen met het bloed mengen. Deze kunnen een prop vormen en zo het vat afsluiten | |
Embolus | Losgeraakt bloedstolsel in de bloedbaan | |
En bloc dissectie | Verwijdering van regionaire lymfeklieren bij een operatieve behandeling van kanker | |
Endotheel | Inwendig bekledingsweefsel van bloed- en lymfevaten | |
Enkeloedeem | Zwelling; beperkt tot de ruimtes achter de enkels | |
Enzymen | Fermenten, versnellers van biologische reacties | |
Epidermis | Bovenste, eerste laag van de huid (opperhuid) | |
Epitheel | Dekweefsel, bovenste laag van de huid en slijmvliezen | |
Ergotherapie | Bezigheids- en arbeidstherapie om functies te behouden of te herkrijgen met als doel om zo zelfstandig mogelijk te blijven | |
Erysipelas | Wondroos | |
Erythema | Roodkleuring van de huid | |
Erythrocyanose | (Erythryocanosis crurum puellarum) een meestal bij jonge meisjes en vrouwen voorkomende variant van acrocyanose (zie daar): blauwachtig rode, koele huid op de onderbenen, verhoorning van de follikels (haarzakjes) op de onderbenen, neiging tot perniones (winterhanden/-voeten e.d.) | |
Eschara | Korst op een wond | |
Escharotomie | Ontlastende insnijding door de wondkorst | |
Expander | Implantaat dat het weefsel geleidelijk oprekt | |
Extravasaat | Vloeistof in het weefsel, uitstorting van bloed, plasma of lymfevloeistof uit een vat | |
Extravasculair | Buiten de vaten | |
Extremiteiten | Ledematen |
F | ||
---|---|---|
Fascie | (Lat.: fascia: band) nauwelijks rekbaar, bindweefsel om spieren | |
Fibrine | Onoplosbaar eiwit gevormd tijdens het bloedstollingsproces | |
Fibrinogeen | Eiwit in serum dat tijdens de bloedstolling wordt omgezet in fibrine | |
Fibroblast | Cel betrokken bij het ontstaan van bindweefsel. In geval van een chronisch eiwitrijk oedeem leidt een verhoogde fibroblast-activiteit tot bindweefselproliferatie (woekering van bindweefsel), tot fibrose | |
Fibrose | Verbindweefseling, toename van bindweefsel in een orgaan, bv. bij chronisch eiwitrijk oedeem, ook als gevolg van röntgenbestraling (radiogene fibrose) | |
Flebectasie | Aderverwijding zonder spatadervorming | |
Flebectomie | Chirurgische verwijdering van een ader | |
Flebitis | Aderontsteking | |
Flebografie | Röntgenfoto van de aderen met behulp van contrastmiddelen (zie ook angiografie) | |
Flebologie | Leer van de aderen en de ziekten daarvan | |
Flebo-oedeem | Zwelling van het been door veneuze insufficiëntie | |
Flebotrombose | Verstopping in diepe beenader door trombose | |
Fontaine | Franse chirurg (Straatsburg) die de mate van ernst van perifeer arterieel occlusief vaatlijden (PAOD) in verschillende stadia heeft ingedeeld: - I. nauwelijks klachten, snel vermoeid, koud gevoel aan de benen - II. Claudicatio intermittens. Letterlijk: Met tussenpozen optredend hinken (zie daar) - III. Pijn in rust door gebrek aan zuurstof - IV. Pijn in rust en necrose, gangreen (zie daar) | |
Fysiotherapie | Fysieke therapie om functionele beschadigingen te verhelpen |
G | ||
---|---|---|
Gangreen | Afsterving en ontbinding van weefsel of lichaamsdelen | |
Geëxponeerd | Zichtbaar, opvallend | |
Geluidsgolvenonderzoek in de flebologie | a) Doppler-sonografie. Bloedstroommeting door middel van echografie-Doppler (zie ook Doppler) b) Duplex-sonografie. Methode waarbij de vaten in beeld worden gebracht en hun ligging en grootte wordt bepaald | |
Gemiddeld-rekverband | Zie compressieverbanden | |
Graviditeit | Zwangerschap |
H | ||
---|---|---|
Hart- en vaatmedicatie | Geneesmiddelen van natuurlijke, semi-synthetische of synthetische oorsprong die vaatziekten tegengaan | |
Hemangioom | Goedaardig bloedvatgezwel | |
Hematocriet | Verhouding tussen het volume van de rode bloedcellen en het totale bloedvolume; belangrijk in geval van kunstmatige bloedverdunning | |
Hematoom | Bloeduitstorting | |
Hemodilutie | Bloedverdunning | |
Hemodynamica | Leer van de voortbeweging van het bloed en van de factoren die daarbij een rol spelen | |
Hemoglobine | Kleurstof in rode bloedcellen | |
Hemorragie | Bloeding | |
Heparine | Stof met remmende werking op de bloedstolling | |
Heterogeen | Ongelijksoortig; tegenovergestelde: homogeen | |
Homogeen | Gelijksoortig; tegenovergestelde: heterogeen | |
Huidplastiek | Zeer dunne laag opperhuid van een onverbrande plek op het lichaam | |
Hydrostatische druk | Druk van een kolom vloeistof op het betreffende punt | |
Hyperemie | Verhoogd bloedgehalte Actief: 'Overdoorbloeding' als gevolg van verhoogde activiteit van een orgaan Passief: Als gevolg van een verminderde bloedafvoer = opstuwing | |
Hyperkeratose | (Grieks: hyper: over) overmatige verhoorning van de huid | |
Hypertonie | Verhoogde bloeddruk | |
Hypertroof | opliggend, vergroot, nog actief | |
Hypodermitis | (Grieks: hypo: onder) Ontsteking van het onderhuidse weefsel | |
Hypostatisch eczeem | Verzamelbegrip voor een door stuwing veroorzaakte huidverandering op het onderbeen, met uitzondering van een ulcus cruris (beenzweer) |
I | ||
---|---|---|
Inhalatietrauma | Longschade door het inademen van hete en giftige stoffen | |
Injectie | Inspuiting - Intra-arterieel (in de slagader) - Intraveneus (in de ader) - Intramusculair (in de spier) - Intradermaal (in de huid) - Subcutaan (onder de huid) | |
Insufficiëntie | Onvoldoende of ontoereikende werking van een orgaan of orgaansysteem | |
Intermitterend | Met tussenpozen verschijnend of optredend | |
Intermitterende compressie | Ontstuwing van een ledemaat met behulp van een apparaat dat voorziet in een stootsgewijze, wisselende luchtdruk | |
Interstitieel | Het interstitium betreffend, tussen weefsels liggend | |
Interstitium | Extracellulaire ruimte, de ruimte buiten de cellen van een weefsel | |
Irreparabel | Onherstelbaar; ongeneeslijk | |
Irreponibel | Niet terug te duwen, niet intrekbaar | |
Irreversibel | Onomkeerbaar | |
Ischemie | Vermindering van het bloedgehalte in het weefsel 1. Absolute ischemie = absolute bloedeloosheid als gevolg van vaatafsluiting 2. Relatieve ischemie = geringe aanvoer - wanverhouding tussen vraag en aanbod; meest voorkomend gevolg: Necrose |
K | ||
---|---|---|
Keloïd | Sterke bindweefselwoekering, zich uitbreidend buiten de grenzen van het oorspronkelijke wondgebied | |
Keratinocyten | Basiscellen van de opperhuid | |
Klepinsufficiëntie | Onvolledige klepsluiting in aderen of het hart | |
Korte-rekverbanden | Zie compressieverbanden |
L | ||
---|---|---|
Laagvolume insufficiëntie | Mechanische insufficiëntie: Door een aandoening aan het lymfestelsel is de transportcapaciteit niet langer voldoende om alle lymfelast zoals eiwitten en afvalstoffen af te voeren | |
Laesie | Beschadiging of verwonding | |
Lange-rekverbanden | Zie compressieverbanden | |
Laplace | Formule van Laplace: Druk P = spanning van een bandage = S gedeeld door de straal van een cilinder = r Deze formule stelt dat de druk die een compressiebehandeling uitoefent op het cilindervormige onderbeen, recht evenredig is aan de spankracht van de bandage, maar omgekeerd evenredig aan de radius van het onderbeen. Hoe kleiner de omtrek, hoe hoger de druk bij dezelfde krachtuitoefening | |
Laplace, Marquis de | geb. in Parijs; 1749 – 1827; wiskundige | |
Latent | Verborgen; symptoomvrij | |
Latentie | Tijdelijk verborgen blijven van een ziekte | |
Latentietijd | Symptoomloos voorstadium van een ziekte | |
Lateraal | zijdelings; aan de buitenkant van de ledematen (aan de binnenkant: mediaal) | |
Latex | Melksap van de rubberboom; waterige dispersie van natuurlijke (rubber) of synthetische polymeren | |
Lipoedeem | Rijbroekachtige, aan beide zijden, symmetrische, door vetafzetting veroorzaakte zwelling van de bekkenkammen tot de enkels (vooral bij vrouwen). Als lipo-lymfoedeem gecombineerd met een lymfoedeem | |
Lipodermatosclerose | Verdikken/verstevigen van de huid en het onderhuidse vet- en bindweefsel in het eindstadium van chronische veneus-lymfatische insufficiëntie in het onderbeen | |
Lipo-lymfoedeem | Combinatievorm van lipoedeem en lymfoedeem. In tegenstelling tot op enkelhoogte eindigend lipoedeem met zwelling van de wreef, positief teken van Stemmer (zie daar) en asymmetrisch verloop | |
Liposuctie | Invasieve methode, deels ook voor de behandeling van lipoedeem | |
Littekenhypertrofie | Onregelmatig gevormd en woekerend bindweefsel als gevolg van overmatige afscheiding van collageenvezels. | |
Lokalisatie | Plaats op het lichaam | |
LRR | Afkorting voor lichtreflexierheografie, de vroegere variant van de moderne fotoplethysmografie (zie PPG) | |
Lymfadenitis | Lymfeklierontsteking | |
Lymfangioom | Een goedaardige tumor van lymfevaten | |
Lymfangitis | Ontsteking van een lymfebaan | |
Lymfe | Weefselvloeistof | |
Lymfecollector | Verzamelvat voor wegvloeiend lymfe | |
Lymfedrainage | Speciale strijkmassage voor het verhelpen van lymfestuwingen | |
Lymfeklier | Filterstation van het lymfestelsel | |
Lymfeknoop | Ander woord voor lymfeklier | |
Lymfestelsel | Transporteert de lymfe van distaal naar proximaal a) oppervlakkig lymfestelsel: volgt de grote aderen en ontdoet de huid en onderhuid van slakken en afvalproducten b) diep lymfestelsel: volgt de vaten in een bindweefselvlies en ontdoet botten, gewrichten en spieren van slakken en afvalproducten. Bij voeten en dijen zijn er verbindingen tussen beide stelsels. Anders dan bij de aderstelsels, waarbij het bloed van buiten naar binnen stroomt, zijn de lymfestromen van binnen naar buiten gericht | |
Lymfoedeem | Vasthouden van vocht door verstopping van de lymfevaten | |
Lymfo- en angiopathie | Aandoeningen aan lymfeklieren en -vaten | |
Lymfogeen | Met betrekking tot het lymfesysteem, via de lymfebanen | |
Lymfografie | Röntgenfoto's van de lymfevaten, met behulp van contrastvloeistof | |
Lymfoscintigrafie | Diagnostische procedure waarbij een licht radioactieve stof wordt ingespoten om het lymfestelsel in beeld te brengen en om de snelheid van de lymfestroom in halfwaardetijd (T/2) te meten. Er vindt ook een numerieke registratie plaats van de radioactiviteit die is opgeslagen in de regionale lymfeklieren tijdens fysieke rust en na beweging. |
M | ||
---|---|---|
Malleolus | Binnenzijde enkel (tibiaal) aan de binnenkant van het onderbeen, lateraal (fibulair) aan de buitenkant van het onderbeen | |
Mal perforant | (Frans: du pied) Decubitus of drukzweer door met gevoelsstoornissen gepaard gaande zenuwaandoeningen (neuropathieën); zelden bij lepra, vaker als gevolg van diabetes en overmatig alcoholgebruik | |
Manuele therapie | Techniek binnen de fysiotherapie voor gewrichten en weke delen | |
Mesh-transplantaat, meshen | Transplantaat waarin op regelmatige afstanden insnedes zijn gemaakt, (meshen = snijden tot een net) | |
Metabolisme | Stofwisseling | |
Microanastomose | Verbinding van kleine bloedvaten | |
Microangiopathie | Aandoening aan de kleinste bloedvaten | |
Microcirculatie | Bloed- en weefselvloeistofstromen door de kleinste vaten in het lichaam, in de ruimte tussen het einde van de slagaderen en het begin van de aderen (capillair stelsel) | |
Mobilisatie | Beweeglijk maken, bv. van stijve gewrichten door middel van oefeningen | |
Monitoring | Controleren van de lichaamsfunctie |
N | ||
---|---|---|
Necrosectomie | Verwijderen van afgestorven weefsel | |
Necrotisch | Afgestorven |
O | ||
---|---|---|
Oedeem | Vloeistofophoping | |
Oestrogeen | Vrouwelijk geslachtshormoon (follikelhormoon) | |
Onderbeenzweer (ulcus cruris) | Grote zweer aan het onderbeen | |
Oscillografie | Onderzoek van pulsaties door meting van veranderingen in het volume van de slagaderen. Dit geeft informatie over de kwaliteit van de arteriële bloedtoevoer. |
P | ||
---|---|---|
Palpatie | Onderzoek door betasting | |
PAOD | Perifere arteriële occlusieve ziekte | |
Papillair | Wratachtig (van Lat.: papilla: wrat, verhevenheid) | |
Pathogenese | De wijze waarop een ziekte ontstaat | |
Percutaan | Door de huid heen | |
Perforeren | Doorbreken; doorboren | |
Perforerende aderen | Verbinding tussen het oppervlakkige, buiten de fascia gelegen en het diepe, met fascia bedekte veneuze systeem (zie Venae perforantes. De naam zegt al dat de fascia geperforeerd, dus doorbroken wordt) | |
Perniones | Winterhanden/-voeten e.d. | |
Phlegmasia alba dolens | Trombose in bekken- en bovenbeenaderen; zwelling van het been, bleekheid, pijn, koorts | |
Phlegmasia coerulea dolens | Acute massieve aderafsluiting in het been; stolling van het bloed in alle beenaderen met reflectorische lage arteriële bloeddoorstroming. | |
Pigmentatie | Pigmentatie/kleuring (in het bijzonder de pigmenten van de huid na uv-blootstelling) | |
Pigmenten | Kleurstoffen | |
Pijn in rust | Pijn in rusttoestand | |
Plethysmografie | Registratie van de volumetoename van een ledemaat om de doorbloeding bij geblokkeerde afvoer van aderlijk bloed te bepalen | |
Plexus | Vlechtwerk van zenuwen | |
Posttraumatisch | Volgend op een trauma | |
Posttrombotisch | (Lat.: post: na) na trombose | |
Posttrombotisch syndroom (PTS) | Som van huidveranderingen op het onderbeen, van zwellingen tot zweren als gevolg van diepe trombose | |
PPG | (fotoplethysmografie) Vanaf een meetkop wordt licht in de bovenste huidlaag gestraald en vanaf daar gereflecteerd en door de meetkop geregistreerd. De elektronische vergelijking van de uitgestraalde hoeveelheid licht met de weer opgevangen hoeveelheid licht geeft informatie over de aanwezigheid en mate van stuwing van aderlijk bloed (zie ook LRR) | |
Primair | Eerst; oorspronkelijk | |
Primair lymfoedeem | Lymfoedeem veroorzaakt door een ontwikkelingsstoornis van het lymfestelsel | |
Primaire genezing | Genezing van een wond zonder complicaties | |
Profylaxe | Preventie; voorkoming van ziekten | |
Prognose | Voorspelling van een ziekteverloop | |
Progrediënt | Voortgaand | |
Proliferatie | Woekering | |
Protrombine | Inactieve voorloper van trombine (zie daar) bij het bloedstollingsproces | |
Proximaal | Deel van een ledemaat het dichtst bij de romp; tegenovergestelde: distaal | |
PTS | Afkorting voor posttrombotisch syndroom (zie daar) |
R | ||
---|---|---|
RAL-richtlijnen | Kwaliteitseisen voor de levering van medische compressiekousen. | |
Recidief | Terugval/opnieuw optreden van ziekteverschijnselen na genezing | |
Reflux | Het terugstromen van een vloeistof (bv. bloed) | |
Regel van negen | Methode om de oppervlakte van een brandwond vast te stellen door het lichaam te verdelen in delen van 9% of een veelvoud daarvan en 1 deel van 1% | |
Resistentie | Weerstand, afweer | |
Resorptie | Absorberen; opnemen van stoffen | |
Restless legs | 'Rusteloze benen'; karakteristieke gevoelsstoornissen in de benen tijdens de nachtrust, die een onbewingbare drang veroorzaken om de benen te bewegen, o.a. bij de ziekte van Parkinson | |
Reticulair | Netvormig | |
Reticulaire varicose | Spataderen in het oppervlakkige veneuze netwerk (zie varices) | |
Rustdruk | Druk die een bandage uitoefent wanneer geen spierarbeid wordt verricht. Hoe hoger de rekbaarheid van de bandage, hoe hoger de rustdruk en hoe lager de arbeidsdruk. |
S | ||
---|---|---|
Sclerose | Ziekelijke verharding van een orgaan | |
Sclerotherapie | Zie Wegspuiten | |
Secreet | Afscheidingsproduct | |
Secundair | In de tweede plaats komend, bijkomend; ondergeschikt | |
Secundaire genezing | Vertraagde wondgenezing | |
Secundaire infectie | Infectie door een andere ziektekiem in een reeds geïnfecteerde wond | |
Secundair lymfoedeem | Een eiwitrijk oedeem veroorzaakt door een mechanische of laagvolume insufficiëntie (zie daar) van de lymfevaten. | |
Secundaire naad | Naad van een aanvankelijk geïnfecteerde wond, aangebracht als de infectie is verdwenen | |
Secundaire varices | Spataderen die zich vormen als gevolg van een diepe trombose | |
Sereus | Met betrekking tot het serum; voornamelijk uit serum bestaande vloeistofconcentraties | |
Serologie | Deelgebied van de immunologie; leer van de immuuneigenschappen van het lichaam | |
Seroom | 1. Ophoping van lymfe in niet voorgevormde holtes 2. Secreetretentie in gehechte wond | |
Serum | Onstolbare, geelachtige bloedvloeistof, zonder bloedlichaampjes en fibrine | |
Spierpomp | Vermogen van een spier om bloed terug richting het hart te pompen | |
Stamvaricose | Spatadervorming in een van de twee stamaderen, vena saphena magna of parva (zie daar) | |
Stasis dermatitis | Ontstekingsreactie van de huid veroorzaakt door stuwing in het onderbeen | |
Stripoperatie | Operatief verwijderen van spataderen door ze eruit te trekken (strippen) | |
Subcutis | Voldoet aan functie | |
Sufficiënt | Ander woord voor lymfeklier | |
Systemisch | Het hele organisme betreffend |
T | ||
---|---|---|
Take-Rate | Aantal transplantaten dat is aangeslagen | |
Tangentiële excisie | In dunne lagen verwijderen van de verbrande huid | |
Teleangiectasie | Verwijding van de kleinste eindvaten | |
Thermografie | Opsporen van perifere doorbloedingsstoornissen door het registreren van temperatuurverschillen van de huid, die op het thermogram in verschillende kleuren zijn weergegeven | |
Trauma | Letsel, wond en dergelijke; veroorzaakt door geweld | |
Trombectomie | Operatieve verwijdering van trombi (kleine bloedstolsels) | |
Trombine | Met behulp van medicamenten oplossen van stolsels door bepaalde enzymen (streptokinase, urokinase) | |
Tromboangiïtis obliterans | Een soort arteriële occlusieve ziekte; vooral bij jongere mensen | |
Trombocyt | Bloedplaatje; helper bij de stolling van het bloed | |
Tromboflebitis | Aderontsteking; wordt meestal gebruikt als benaming voor de ontsteking van oppervlakkige aderen | |
Trombolyse | Terugval/opnieuw optreden van ziekteverschijnselen na genezing | |
Trombose | Afsluiting van een vat, ader of slagader door een stolsel (bloedprop) | |
Trombus | In de bloedvaten of het hart ontstane bloedprop |
U | ||
---|---|---|
Ulcus | Zweer | |
Ulcus cruris | Verzwering aan het onderbeen (beenzweer) | |
Urticaria | Netelroos/roodheid van de huid | |
Urticarieel | Netelachtig uitziend |
V | ||
---|---|---|
Vaatstelsel | Deel van het circulatiesysteem dat het bloed van de periferie naar het hart transporteert. Er zijn drie verschillende vaatstelsels in het been: 1. het oppervlakkige, buiten de fascia gelegen vaatstelsel, ook wel capacitatief stelsel genoemd, omdat het o.a. zorgt voor de opslag en beschikbaarheid van bloed dat wordt afgevoerd naar de diepe aderen 2. het diepe vaatstelsel in de spierfascia met spieraderen voor bloedafvoer uit de spieren en diepe beenaderen voor bloedafvoer naar het midden van het lichaam 3. het door de fascia penetrerende stelsel van de venae perforantes | |
Valsalva-manoeuvre | Persdruk (zoals bij de stoelgang) bij adermetingen, genoemd naar de anatoom Antonio Valsalva (Bologna 1666 - 1723) | |
Varicoflebitis | Ontsteking van een spatader | |
Varicose | Spataderaandoeningen | |
Varix | (Lat.: varus: krom) varix, spatader Tak (zijtakvarices) = varices die naar de stamspataderen toelopen Bezemrijsvarices = fijne, oppervlakkige adertjes die een netwerk vormen onder de huid Reticulaire varices = netvormige varices zonder functionele verbinding met beide grote stamspataderen Stamspataderen = spatadervorming in de stammen van de vena saphena magna en/of de vena saphena parva | |
Vas | (Lat.: vat) - extravasculair, buiten het vat - intravasculair, in het vat | |
Vasculitis | Ontsteking van een vat | |
Vat | Hier: bloed- of lymfevat | |
Vena | Bloedvat waardoor bloed terug naar het hart stroomt, de ader - arcuata cruris posterior = achterste boogader - femoralis = dijbeenader (dij) - iliaca (communis, interna, externa)= heupader - poplitea = ader in de knieholte - saphena magna; ontspringt in de voorvoet, gaat van de binnenkant van de enkel naar de binnenkant van het been en mondt onder de lies met de crosse (zie daar) uit in de vena femoralis saphena parva; ontspringt in de buitenrand van de voet, loopt achter de enkel naar de achterkant van het onderbeen, doorboort in de knieholte de spierfascia en mondt uit in de vena popliteala | |
Venae | Meervoud van vena: Aderen - communicantes = verbindingen binnen een (oppervlakkig of diep) veneus systeem - perforantes = verbindingen tussen het oppervlakkige en het diepe veneuze systeem; ze worden perforantes genoemd omdat ze de fascia perforeren (doorboren). Een taalkundig minder geslaagde term voor deze aderen is 'perforerende aderen'. Deze aderen zijn de verbindingen in het eenrichtingsverkeer van het bloed vanaf het oppervlakkige naar het diepe veneuze systeem | |
Vena perforans van Boyd | Belangrijke verbindingsader (zie venae perforantes), liggend aan de binnenzijde onder de knie | |
Vena perforans van Dodd | Verbindingsaderen in het onderbeen (zie varices) | |
Veneus | De aderen betreffend | |
Veneuze bypass | Omleidingsoperatie waarbij een ader wordt getransplanteerd om een afgesloten bloedvat te vervangen | |
Veneuze capaciteit | De hoeveelheid bloed die de beenaderen kunnen opnemen bij het oprichten van het lichaam | |
Veneuze hypertensie | Verhoogde bloeddruk in de aderen, meestal als gevolg van stoornis van de terugstroming van het bloed richting hart | |
Venolen | (Meervoud) Venolen zijn de kleinste aderen van de capillaire bloedsomloop en nemen het verbruikte bloed op om het naar het midden van het lichaam af te voeren |
W | ||
---|---|---|
Weefseldruk | Grote zweer aan het onderbeen | |
Wegspuiten | Injectie met een middel waardoor de aderwand verkleeft zodat de ader wordt afgesloten (zie ook sclerotherapie) | |
Werkdruk | Druk van een compressiekous of -middel bij spierarbeid. Resultaat van drie factoren: treksterkte en rek van de compressiekous of het compressiemiddel en tal van over elkaar aangelegde wikkelverbanden |
Z | ||
---|---|---|
Ziekte van Buerger | Zie tromboangiïtis obliterans | |
Zijtakvaricose | (Ook stamvaricose) Spatadervorming in de zijtakken die naar de stamaderen lopen (hoewel deze aderen naar de stamaderen toelopen, worden ze takken genoemd, 'wortels' zou echter een betere benaming zijn) |